vrijdag 20 september 2019

Cornwall - Wales: Day 12 & 13

Day 12: The Four Falls Trail

Sgwd Clun-Gwyn (Witte Weide-waterval)
29/08/2019 
Een tip voor uitbaters van guesthouses en hotels: rooster het brood zelf, het hoort bij de service en vermindert het risico op een onnodig afgaan van het brandalarm.
Ik hou wel van een goed geroosterde toast en dat was ook dat brandalarm niet ontgaan.
Samen met drie Duitse motards verorberden we het ontbijt onder het geloei van een niet aflatende sirene.
De uitbater had toch zeker een half uur zijn bezigheid om het ding stil te krijgen...geen Brexit TV, die ochtend.
Na het uitchecken reden we naar het zuiden van het Brecon Beacons National Park voor een bezoek aan Bro’r Sgydau ook wel bekend als The Four Waterfalls.
Je zou er mooiste watervallenwandeling in Groot-Brittannië kunnen maken en dat bleek inderdaad zo te zijn.
De wandeling situeert zich in de vallei van de gelijknamige rivier Afon Meltte die wordt gevormd door de samenvloeiing van de Afon Llia en de Afon Dringarth.  
Ze stroomt door het dorp Ystradfellte en op haar pad daar naartoe bevinden zich vier prachtige schilderachtige watervallen.


Vanaf de parkeerplaats Cwm Porth was het een een paar mijl wandelen naar Sgwd Clun-Gwyn (Witte Weide-waterval) waar de rivier 17 meter omlaag valt over twee enorme hoekige rotsrichels voor hij zich verder haast naar de andere watervallen.
De immensheid van de waterval is af te meten aan de mensen links bovenaan op de foto, een man met oranje haar zou dit ongetwijfeld omschrijven als: tremendous!
Het wandelen verliep grotendeels boven de vallei, om de watervallen te bekijken dien je telkens een eind af te dalen en terug omhoog te stappen, soms over rotsige wegels, soms op trappen.
Het was vrij druk op het parcours, dit is echt wel een populaire bestemming, en geheel terecht want de wandeling  was heel mooi.
In een iets hoger gelegen deel leek het wel alsof er een bosbrand had gewoed, de weinige eiken die er stonden hadden heel grillige vormen met bladeren die dicht bij de stam groeiden.
De wandelaars op ons pad waren doorgaans gemanierd maar er moeten hier toch individuen gepasseerd zijn die ik met veel gretigheid van de rotsen zou willen gooien. 
Ik kreeg het behoorlijk op mijn heupen toen ik een sluikstort aantrof, dat dit voorkomt in een natuurgebied is moeilijk te vatten, afval van kampeerders?

De wandeling ging rustig verder, minder rustig ging het er aan toe in mijn hoofd, Ik bedacht wat ik degene zou aandoen die ik een blikje zag weggooien.
Het zelf oprapen en letterlijk door de strot van de dader rammen? 
Of toch maar simpelweg van de rotsen gooien? 
Dat zou natuurlijk op zijn beurt ook voor een hoop afval zorgen en die vlekken gaan er zo moeilijk uit...
Ik zou uiteraard, vredelievend zoals ik ben, die persoon op de vingers tikken, het afval doen opruimen en voor de rest van de tocht opzadelen met mijn priemende alziende blik.


Ja, ik heb een enorm probleem met mensen die zomaar afval in de natuur gooien...
De rust in het kopke keerde terug, zeker bij het aanschouwen van de Sgwd Yr Eira (Sneeuwwaterval), de meest bekende en tevens indrukwekkendste waterval.
De rots achter de waterval is 1.8 meter uitgesleten, zodat een kloof ontstond; Devil's Glen, waar men achter een gordijn van water kan lopen.
Tijdens ons bezoek was het licht bewolkt, vooral in het late zonlicht zou het vallende water een heel sensationeel beeld opleveren wanneer de waterdruppels schitteren als miljoenen vallende sterren.
Het pad achter het vallende water zou vroeger gebruikt zijn door herders die hun schapen en runderen van de ene kant van de rivier naar de andere brachten...een nogal vergezochte stelling.
Veel aannemelijker is de stelling dat Devil's Glen wordt bewoond door allerlei geesten en feeën!


Z
oals eerder vermeldt, soms heel steile trappen, zoiets dus:


De volgende op ons pad was de Waterval van de Volder of zoals de locals die noemen,  Sgwd Y Pannwr.


Eveneens een machtige waterval, waaghalzen leefden zich uit door van de rotsen in de kolkende rivier te springen.


We bleven hier even rusten, het was er iets minder druk, bij de vorige waterval was de meerderheid van de wandelaars wat blijven hangen. 


Heel wat mensen hadden hun honden bij, ook die beleefden een mooie tijd.


De laatste waterval was ook mooi, we moesten er een heel eind extra voor wandelen.
De Sgwd Isaf Clun-Gwyn ofwel Onderste Witte Weide-waterval ligt eigenlijk heel dicht bij het hoofdpad.
Dat het toch zo ver wandelen was is te verklaren door erosieproblemen in de buurt van veel van de watervallen. 
Om de ergste problemen het hoofd te bieden zijn er verschillende maatregelen voor erosiebestrijding genomen, zoals trappen aanleggen, steenkorven plaatsen en binnenweg paadjes afsluiten.


We hadden de vier watervallen gezien, de terugkeer naar de parking verliep dicht bij de oever van de Afon Meltte in een vochtige mossige omgeving.


D
e Meltte stroomde nu ondergronds door een grot, her en der was er een gat in de grond waar je haar kabbelende tocht door de duisternis kon horen.


De wandeling zat er op maar er was nog een leuke extra.
Dicht bij het parkeerterrein bevindt zich Porth-yr-Ogof, de grot waarin de Afon Mellte in de donkere ijzige keel van de grot verdwijnt en door de aarde wordt verzwolgen.
Om de ingang van de grot te bereiken vanaf de parkeerplaats van Cwm Porth, daalt u een steil en ongelijk kronkelend pad af. 
Bij hoog waterpeil kan je de grot niet in en is het betreden levensgevaarlijk maar wij hadden geluk en konden erin.

Ik wandelde er een eind in totdat het er te donker werd.


Het was nog een heel eind naar het Noorden van Wales waar we de drie komende nachten gingen overnachten.
Martine leerde ondertussen een woordje Welsh.
Welsh betekent in het Welsh Kymrisch, ook wel Cymraeg genoemd.
Een Keltische taal die door de meeste Welshmen, naast Engels wordt gesproken. 
Het is handig te weten dat de letter "w" een klinker is en uitgesproken wordt als "oe".
De veel voorkomende dubbele Ll is een soort "s" klank die wordt uitgesproken door met het tongpuntje je tanden aan te raken en te blazen zonder geluid te maken.
De taal wordt wereldwijd door ongeveer 800.000 mensen gesproken waarvan momenteel
meer dan 600.000 in Wales wat neerkomt op 20% van de bevolking.
Ook in Engeland spreken 150.000 de taal, en in de VS en Argentinië wordt de taal nog steeds door afstammelingen van Welshe immigranten gesproken. 

Ruim na 19u kwamen we aan bij Christleton House, een guesthouse in een prachtig Victoriaans huis in Llandudno, een stad aan de rand van het Snowdonia National Park.
Ik vergat een foto te nemen, deze komt van een site, de hemel was niet zo blauw, het was een stuk koeler en de wind waaide hard.
De wandeling aan de watervallen had langer geduurd dan voorzien en we waren iets later aangekomen, ik had de uitbater hiervan wel op de hoogte gebracht.
De vriendelijkheid waarvan sprake in de reviews werd meteen bevestigd.
Na het inchecken liepen we niet ver om te eten.
Bij Johnny Dough’s konden we terecht voor pizza voorafgegaan door een lekkere gin.
Na een lange dag, een welgekomen lekkernij.
Er kon gekozen worden voor Old Skool en New Skool pizza.
We gingen voor de laatste categorie en pikten er de Mediterranean Vegetables uit, trouwens helemaal plantaardig verkrijgbaar.
De pizza's werden direct uit de oven geschept en met plank en al op tafel gebracht, ik had grote honger en bovendien was het bijzonder lekker.
Even was er paniek bij de serveerster toen ik te kennen gaf dat ik een opmerking had over de pizza, maar ze was toch aangenaam verrast toen ik zei: die pizza is te lekker! Ik wil er nog één!
En zo werkte ik, net voordat de keuken sloot, een tweede pizza naar binnen, het moet maar zo lekker niet zijn.


Die avond werd er nog wat gelezen en verder gewerkt aan dit verslag, morgen gingen we het rustig houden.

Day 13: Dolbadarn Castle, National Slate Museum,
Llanfairpwllgwyngyllgogerychwyrndrobwllllantysiliogogogoch & Holyhead Mountain


30/08/2019
Bij het ontbijt vertelde de uitbater van Christleton House ons dat het National Slate Museum in Gilfach Ddu echt wel de moeite is.
Wij hadden vandaag uitgekozen om de Snowdon (het dak van Snowdonia en de hoogste berg in Wales) te beklimmen, zij het dan wel met het treintje want de wandeling naar de top is momenteel te zwaar wegens slijtage aan de rug, bovendien heb ik de berg al beklommen in 2003.
Dat museum was in de buurt van het Snowdon station dus goed te combineren.
Het waaide opnieuw behoorlijk stevig, dit zou zo blijven gedurende de rest van ons verblijf in Wales, ik hou wel van winderig weer maar de trein die ons naar de top van de Snowdon zou brengen niet...
Teveel wind om naar de top te rijden, de trein reed wel tot ergens halfweg maar aan half werk doen we niet mee.
Ik stelde nog voor om halfweg uit te stappen en van daaruit naar de top te stappen maar dat mocht niet, geen Snowdon Mountain Railway dus en de volgende dagen was de trein volgeboekt.

Een tip voor wie deze treinrit wil beleven: niet in het weekend gaan, zeker in augustus niet en vooraf je ticket kopen.
Dit was toch wel een teleurstelling, de treinrit schijnt wel de moeite te zijn, zeker bij helder weer: 
https://www.youtube.com/watch?v=Y1O8-4_j8gQ
https://snowdonrailway.co.uk/ 
Niet getreurd, dan maar direct naar het museum, of toch eerst een kijkje nemen bij Dolbadarn Castle dat daar wel heel fotogeniek stond te wezen aan het Llyn Padarn.

Llyn Padarn
De zon brak af en toe door de wolken wat een mooie belichting tot gevolg had.



Meer dan de donjon en wat funderingen van wat ooit een kasteel is geweest schiet er vandaag niet over.
Ooit was dit een militair en belangrijk symbool van macht en gezag.
We namen een kijkje in de toren, een ronde trap bracht ons helemaal tot boven, het waaide er heel stevig!
Rond 1220 bouwde de Welshe prins Llywelyn the Great deze vesting, later liet hij zijn oudste zoon trouwen met de dochter van William de Braose, een machtige heer in Brecon, Builth en Abergavenny.
Na het huwelijk had Llywelyn de mogelijkheid om de ronde stenen donjon te bouwen die er nu nog steeds staat, het mooist bewaard gebleven exemplaar van een Welshe ronde toren in heel Wales.



Voor het kasteel bevindt zich een mysterieus en vochtig bos dat bevolkt wordt door met mossen begroeide bomen.
Zo een raadselachtige plaats moet wel een inspiratie zijn voor sagen en legendes.
Ik ga wat dieper in op de verdere geschiedenis van het kasteel, begeleidt met enkele foto's van het raadselachtige bos.
Traditioneel werd het omliggende district Is Gwyrfai gerund vanuit de stad Llanbeblig; na 1240 werd deze rol overgedragen aan Dolbadarn Castle en was hierdoor een belangrijk machtsbastion in Noord-Wales geworden.
Deze locatie was belangrijk, het beheerde een belangrijke bergpas en bood Llywelyn de mogelijkheid om autoriteit te claimen als de heer van de bergen en kusten van Wales.

Het is ook mogelijk dat het kasteel staat op de overblijfselen van een eerder fort, gebouwd in de 6e eeuw door Maelgwn Gwynedd, een koning van het graafschap Gwynedd, dergelijke overblijfselen werden echter nooit gevonden...
In 1284 werd Dolbadarn ingenomen door de Engelse koning Edward I, die een deel van het hout verwijderde om zijn nieuwe kasteel in Caernarfon te bouwen. 
Tijdens het opzoeken van informatie durf ik wel eens afdwalen, geschiedenis is boeiend, zo ben ik in de Engelse koningenlijn terug gegaan tot de 6e eeuw, dan stopt het plots...de tijd van de mythische King Arthur, maar ik dwaal weer af en zo raakt dit verslag dus nooit af...
Terug naar Dolbadarn Castle, vanaf de 14e eeuw werden de resterende delen van het kasteel gebruikt als landhuis tot het in de 18e eeuw in verval raakte en onbewoond werd.
Vanaf dan werd het echter een populair onderwerp voor schilders.
In 1941 werd de staat eigenaar van de site en heden staat de organisatie Welsh Historic Monuments in voor het onderhoud. 
De site is gratis te bezoeken en wij kwamen er per toeval terecht doordat er een bordje naar verwees vanop de parking.


In deze sprookjesachtige setting verwacht je ieder moment dat er een Hobbit of Elf van achter een boom opduikt.
 

We wandelden verder naar het National Slate Museum.
Het zorgt ervoor dat de 3000 mannen die ooit in de steengroeven werkten niet vergeten worden. 
De leisteenindustrie in Noord-Wales staat op de voorlopige UNESCO lijst van werelderfgoedlocaties.


Deze streek is bekend voor de winning van leisteen (slate).
Het museum, dat trouwens gratis te bezoeken is, biedt een overzicht van de werkmethodes, het productieproces en de werkomstandigheden van de arbeiders.
Op de foto hieronder is op de achtergrond een groot "gat in de berg" te zien, dit is de Vivian Quarry, een oude leisteengroeve en deel van de Dinorwic-steengroeve.


Tussen de foto's (vooral van werkplaatsen) door schets ik kort de op- en neergang van de leisteenindustrie.
Leisteen kennen we vooral als dakbedekking, maar wordt ook geproduceerd als dikkere plaat voor verschillende toepassingen, waaronder vloeren, werkbladen en grafstenen.
Minstens sinds de Romeinse periode wordt in Noord-Wales leisteen gewonnen. 


De industrie groeide langzaam tot het begin van de 18e eeuw toen de industrialisatie de productie de hoogte injoeg. 
De belangrijkste winningsgebieden voor leisteen bevonden zich in het noordwesten van Wales, waaronder de Dinorwic-steengroeve in de buurt waar nu het museum is.
Dit was één van de grootste leisteengroeven ter wereld.
Tot het einde van de 18e eeuw werd leisteen uit veel kleine putten gewonnen door kleine partnerschappen van lokale mannen.
Die betaalden een deel van de opbrengst aan de grondverhuurder.
Daar kwam verandering in toen de grondeigenaren de groeven zelf begonnen te exploiteren.
Door het aanleggen van spoorlijnen naar de havens werd het winnen van leisteen financieel interessanter en zeker vanaf 1831 toen de leisteenheffing werd afgeschaft.
De leisteenindustrie domineerde de economie van Noordwest-Wales in de tweede helft van de 19e eeuw, in 1898 produceerde een personeelsbestand van 17.000 mannen een half miljoen ton leisteen.
Een geschil in de Penrhyn-steengroeve tussen 1900 en 1903 markeerde het begin van de achteruitgang en een decennium later sneuvelden heel wat arbeiders in de Eerste Wereldoorlog
De Grote Depressie en de Tweede Wereldoorlog leidden tot de sluiting van veel kleinere steengroeven en er kwam meer en meer concurrentie van andere dakbedekkingsmaterialen.
Dit resulteerde in de sluiting van de meeste steengroeven in de jaren zestig en zeventig. De leisteenproductie gaat tegenwoordig op een veel kleinere schaal door.
Op de foto hieronder het grootste waterrad van Groot-Brittannië, het dreef alle machines van de site aan, het draait nog steeds maar er zijn geen machines meer aan gekoppeld. 
Het bedrijf De Winton uit Caernarfon bouwde het wiel met een diameter van 15,4 meter in 1870. 
Om het wiel van stroom te voorzien werd in gietijzeren pijpen water van de hellingen van de Snowdon afgevoerd, de kracht ervan dreef de machines aan om leien voor daken te produceren in heel Groot-Brittannië. 
Het bleef in gebruik tot 1925, toen een kleiner en efficiënter model het verving.


Deze foto geeft een overzicht van de export in 1882, België was zo te zien geen kleine afnemer.


Hoewel het grootste deel van het machinepark uit het begin van de 20e eeuw stamt, was het nog in gebruik toen de groeve dicht ging. 
Alle werkplaatsen zijn nog ingericht zoals vroeger.


De leisteen werd door een netwerk van vrachtwagens, kranen en kabelbanen aangeleverd bij de loodsen waar de platen werden opgestapeld.


Voor liefhebbers van industrieel erfgoed is dit museum een must-see!
De machines staan er bij zoals ze er een eeuw geleden ook stonden.


Om alles in werking te houden, was er een eigen metaalgieterij en smederij.
Die smederij is nog steeds actief, wel enkel voor een educatieve functie.
Een smid gaf een demonstratie en maakte allerlei spullen die te koop zijn in de shop van het museum.


Alleen al voor de opslag van de houten mallen voor de metaalgieterij was een hele loods nodig.


We zagen een demonstratie door een steenhouwer, ludiek en leerzaam.
Zo kwamen we te weten dat de verschillende diktes van de leisteen werden aangeduid met vrouwentitels, zoals dame, gravin, hertogin enz.
Er werd ook uitleg gegeven over de omstandigheden in en rond de mijnen en de armoede van de arbeiders.
Op het terrein buiten staan oude werkmanswoningen, ze beslaan een periode van honderd jaar tussen 1861 en 1960.
Op die manier krijg je een beeld van hoe de leefomstandigheden wijzigden in de loop der jaren.
Alles is nog authentiek bewaard gebleven, de huiskamerinrichting van het meest recente huis kwam ons nog bekend over.
De foto hiernaast deed me denken aan een gelijkaardig museum op de Buiten-Hebriden waar ook de huiselijke levensomstandigheden werden getoond in vroegere tijden.
De rook van het turfvuur prikkelde toen uren later nog in mijn longen, hier was het net zo maar ik stapte snel naar buiten.


Deze foto's zijn van het laatste huis, eigenlijk staat het vol vintage spullen die terug in de mode zijn.


We namen ook nog een kijkje in de luxueuzere woning van de directeur, het contrast kon niet groter zijn...
Het bezoek zat erop, dit museum is echt wel een aanrader! 
Op de terugweg naar de parking zagen we de nog steeds actieve steengroeve die de zijkant van de nabijgelegen Elidir-berg heeft geopend.


We hadden nog tijd om voor het avondeten naar het eiland Anglesey te rijden, ik schrijf rijden want je kan er gewoon op door over één van de bruggen te rijden.
Dit eiland in de Ierse Zee bood voor de Romeinse verovering aan het begin van onze jaartelling onderdak aan de druïden, er zijn er ook heel wat neolithische sites te bezoeken.
Wij arriveerden op het eiland door over de indrukwekkende Menai Suspension Bridge te rijden.
De brug is ontworpen door Thomas Telford als onderdeel van de verbetering van de wegverbinding tussen Londen en Holyhead
Telford koos voor een hangbrug, om een hoge (33 meter) en brede vrije doorvaart te kunnen garanderen.


De brug, geopend in 1826, staat bekend als de eerste moderne hangbrug ter wereld en werd aangelegd om een vaste verbinding te creëren met de haven van Holyhead waar de ferryboten naar Ierland vertrekken.
Die bruggen hebben er niet altijd gelegen, eeuwen voordat ze werden gebouwd, leidden veedrijvers op Anglesey hun vetgemeste vee door de smalste gedeelten van de zeestraat naar markten in Engeland.
Reizigers staken bij laag water Lafan Sands over, ten noordwesten van Bangor, en zochten vervolgens een boot die hen naar Beaumaris kon varen, in dichte mist alleen bijgestaan door het luiden van de kerkklokken.
Het is dan ook niet zo vreemd dat Ierse parlementsleden, die heen en weer naar Westminster moesten reizen en behoefte hadden aan een snelle postdienst, aandrongen op de aanleg van een permanente verbinding. 

Nu we hier toch waren namen we een kijkje in het stadje met de langste aaneengesloten naam ter wereld: Llanfairpwllgwyngyllgogerychwyrndrobwllllantysiliogogogoch, en dat betekent: Parochie van de Heilige Maria in het dal van de witte hazelaar bij de snelle maalstroom en de parochie van de Heilige Tysilio bij de rode grot.
Héhé, toch blij dat ik gewoon Landegem op mijn briefwisseling schrijf... 
We dachten even snel een foto te nemen van een naambord van de stad maar die zijn allen afgekort tot Llanfair PG of Llanfairpwll
Oorspronkelijk heette de plaats gewoon Llanfair Pwllgwyngyll, wat al aardig lastig is voor mensen die de stemloze, geaspireerde laterale fricatief ll niet machtig zijn (zoals de Engelsen). 



De lange naam bestaat sinds het jaar 1860 en werd bedacht door de leden van de plaatselijke raad, aangepord door een overijverige kleermaker, ze wilden de langste naam van enig treinstation in het land hebben om toeristen te lokken wat aardig lukt, ook wij trapten in de val. 
Nog enkele wistjedatjes, Llanfairpwllgwyngyllgogerychwyrndrobwllllantysiliogogogoch wordt als wachtwoord gebruikt in de verfilmde versie van Barbarella.
En in de filmparodie The French And The Saunders van het Britse comedy-duo Dawn French en Jennifer Saunders is
Llanfairpwllgwyngyllgogerychwyrndrobwllllantysiliogogogoch de inscriptie in de magische ring. 
Maar het hoogtepunt in de geschiedenis van het stadje is toch wel dat Bassie en Adriaan hier uit de trein stapten in de aflevering: Bassie en Adriaan en de geheimzinnige opdrachtgever.
We vonden na een tijdje dan toch het treinstation en de kleerwinkel die ondertussen een flink uit de kluiten gewassen warenhuis is geworden.


Voor de rest is hier dus werkelijk niets te zien of te beleven, de dorpsjeugd klitte er wat bij elkaar op parkings door apestoned of stomdronken wat debiele danspasjes uit te voeren rond hun auto's waar hersenloze muziek uit veel te luide speakers knalde.
De personages uit Little Britain leken er topintellectuelen bij...
Het is tevens een lelijke stad, een naargeestig oord bevolkt door meer randdebielen dan draaglijk is voor een gemeenschap, ik wilde er zo snel mogelijk weg!

We reden helemaal het eiland door naar.. een ander eiland, Ynys Gybi of in het Engels, Holy Island.
Het was al redelijk laat en gingen ons beperken tot een avondlijke rondrit.
Het eiland is gezegend met fraaie landschappen, de havenstad Holyhead schijnt een spuuglelijk oord te zijn waar je enkel maar terecht komt om zo snel mogelijk de veerboot naar Dublin te nemen.
Wij beperkten ons tot het noordwesten waar er enkele prehistorische overblijfselen te zien zijn.
Ik moest dringend, gelukkig was er deze straat. --> -->
We reden verder langs de kust, het was al de hele dag behoorlijk winderig, hier waaide het nog feller, af en toe werden de wolken uit elkaar geblazen waardoor een zonnestraal het landschap in een lichtbundel vatte.


We parkeerden ons aan South Stack, waar het pad begint naar steencirkels uit het eind van de steentijd of begin van de bronstijd.
De Holyhead Mountain Hut Circles, ook bekend als Cytiau'r Gwyddelod of de Irishmen's Huts, zijn overblijfselen van een groep prehistorische hutten.
De precieze leeftijd van de hutten is niet duidelijk. 
Een groot deel van de site dateert vermoedelijk uit de ijzertijd, maar de nederzetting bestond mogelijk gedurende een langere periode van het Neolithicum tot de Donkere Middeleeuwen.
Meer dan vijftig gebouwen werden opgetekend tijdens opgravingen in 1860. 


19 hutten zijn gereconstrueerd; elk zou oorspronkelijk een conisch dak hebben gehad, ondersteund door palen bovenop een lage muur, bedekt met gras of riet.



Het noordelijke deel van Holy Island wordt geheerst door Mynydd Tŵr (Holyhead Mountain), met 220 meter de hoogste berg in het graafschap Anglesey.
De top van de berg is rotsachtig en de hellingen bekleed met heide. 
Het materiaal voor de golfbreker in de haven van Holyhead werd gewonnen uit de berg, waarbij zeven miljoen ton kalksteen uit zijn steengroeven werd verwijderd om de langste golfbreker in Groot-Brittannië te vormen.
Anderhalf uur voor de duisternis viel begon ik vanaf de vuurtoren van South Stack aan de wandeling naar de top.
Aan de oostkant bevinden zich restanten van Romeinse nederzettingen maar ik kwam dus van het westen, het was me vooral te doen om toch eens op de top van een berg te staan, ook al is het maar een kneusje van 2/3 Eifeltoren.
Iedere reis wil ik toch ergens op een hoogste berg staan, deze zou ik wel aankunnen.

Ik ging met het idee om gewoon eens snel te kijken en zien hoe ver ik raakte binnen een niet te lange tijdspanne, Martine wachtte in de auto en ik wou toch binnen het uur terug zijn.
Holyhead Mountain trekt doorgaans veel bezoekers, maar op dit avondlijke uur was ik er, naast een terugkerende wandelaar, helemaal alleen.
De wind had ondertussen stormachtige proporties aangenomen.
Ik had die gelukkig in de rug zodat ik zowat de berg werd opgeblazen, ik repte me naar de top, het laatste deel was meer klauteren dan wandelen maar eigenlijk is dit peanuts, de sterke wind zorgde toch wel voor wat extra pit.
Ik kon de windsnelheid niet meten maar 100 km/u is zeker niet overdreven, een zalig gevoel om zo uit te waaien op de top van een berg, ook al is het geen hoge.
Op de top aangekomen stuurde ik een sms naar Martine zo dat ze zich geen zorgen hoefde te maken, doorgaans heeft zij betere ontvangst dan ik.
Holyhead zag ik goed liggen en bij helder weer zou je de Skerries Islands en Ierland kunnen zien, ik zag die niet maar ze leverden me wel een prima internetverbinding.
Op de top van Holyhead Mountain had ik prima bereik en in de auto aan de vuurtoren was er blijkbaar geen bereik, een ongeruste Martine was het gevolg...
Ik rustte even en daalde snel af, ik was snel terug, de hele wandeling had hoogstens 75 minuten geduurd.
Op een rotsmassa voor de kust staat de South Stack vuurtoren, daterend uit 1809 en nog steeds actief, die zag er prachtig uit in het licht van de ondergaande zon.


Martine stond me op te wachten en was maar wat blij toen ze me van de berg zag komen.
Het was inmiddels na 20u en we moesten nog iets te eten vinden...
Bangor lag op de terugweg, daar waren een aantal restaurants die in aanmerking kwamen maar het was toch zeker 45 minuten rijden.
Geen grote stad maar in de omgeving geniet die toch de faam van een wereldstad.
Het is een universiteitsstad en dankzij de studenten is Bangor een levendig oord.
Wij hoopten vooral dat er nog iets te eten viel, de meeste keukens sluiten rond 21u...
We klopten eerst aan bij Voltaire, daar konden we enkel nog desserts krijgen, mja, het mocht wel iets meer zijn, maar we wilden er wel graag eten dus reserveerden we voor morgen.

De uitbaatster raadde ons aan om in High Street te zoeken, daar zou er vast nog iets open zijn.
En zoals te verwachten was, kwamen we terecht in een Indisch restaurant.
Reeds meermaals de culinaire reddingsboei voor planteneters op een laat uur.
Bangor Tandoori in High Street, net zoals in Glastonbury, zelfde straatnaam, zelfde restaurant, en eveneens een laat uur.
Het was omstreeks 21:30u en we genoten van een heel lekkere maaltijd.
Wat het precies was weet ik niet meer, vijf kommetjes gevuld met lekkere gerechten.


Ik zou er direct opnieuw naartoe rijden, al is het een beetje ver van hieruit, gelukkig
hebben we in Gent, Royal Indian Restaurant
In de rand van dit alles vermeld ik even dat alle notities die ik tijdens de reis nam genoteerd werden in een typisch Indisch notitieboekje, een verjaardagscadeautje van mijn favoriete Gentse Indiër, indien hij dit leest zal me dit zeker een paar whisky's opleveren.
Genoeg sluikreclame! Rond 23u reden we terug naar onze verblijfplaats in Llandudno, een half uur verder.
We reden door de stad Conwy met zijn indrukwekkende stadsmuren.
Hier zouden we de komende dagen toch zeker eens terug komen, nu was het te laat om de stad te verkennen.
Het was terug een lange dag geweest.
Gingen we het niet rustig houden?

Jacky De Reviere
20/09/2019

Geen opmerkingen:

Een reactie posten